Een collega zei altijd, het knarst, als iemand met iets nieuws bezig is en het loopt nog niet zo lekker. De persoon en de nieuwigheid moeten aan elkaar wennen. De varkensboeren knarsen ook. Ze liggen al jaren overhoop met dierenwelzijn. Gelukkig is er vooruitgang.
Varkenshouders zijn sinds mensenheugenis bezig om technieken te ontwikkelen om zo goedkoop mogelijk varkensvlees te produceren. Ze zijn daarin enigzins doorgeschoten door de behoeften van de dieren te negeren: aangebonden zeugen, volledig roostervloeren, bedompte stallen, castreren, geen licht, staarten couperen, tanden knippen, te grote worpen en nog meer van dit soort zaken.
De kritiek begon ongeveer 25 jaar jaar geleden, toen journalisten varkensstallen opentrokken en schande spraken van wat ze daar zagen. Een paar zaken zijn inmiddels teruggedraaid, zoals aangebonden zeugen en deels het castreren, maar nog steeds is het leven van een productievarken geen pretje.
Eigenlijk zitten de varkenshouders klem. Ze produceren voor de exportmarkt, dus voor lage prijzen. Welzijn kost geld en dat hebben de boeren niet. Menig varkenshouder heeft zelfs te weinig geld voor het eigen welzijn. Eigenlijk zouden consumenten meer moeten betalen. Maar veel mensen – de kopers van biologisch vlees uitgezonderd – hebben twee gezichten. Ze zijn begaan met de dieren, maar als consument kopen ze het goedkoopste vlees. Het medeleven van burgers met het welzijn van de varkens brengt daarom geen geld in het laatje.
Of toch wel? De dierenbescherming heeft met medestanders in 2010 een truc bedacht die wel geld in het laatje brengt: het Beter Leven Keurmerk. Het vlees krijgt dit stempel als de varkenshouders voldoen aan bepaalde eisen die het welzijn verbeteren. Het één ster Beter Leven Keurmerk is populair geworden, zelfs zo populair dat alle supermarkten in Nederland, vanaf dit jaar, vlees van Beter Leven-kwaliteit verkopen. Het mooie hiervan is dat de varkenshouders het welzijn moeten verbeteren om mee te mogen doen èn er extra voor betaald krijgen. Mooier kan het niet.
Het kan wel mooier. Beter Leven geldt voor binnenlandse consumptie. 70 procent van de varkens is bestemd voor export en daar gelden die meerprijs en het betere welzijn niet voor. Bovendien is één ster Beter Leven een minimale verbetering van het welzijn. Het is een stap in de goede richting maar niet meer dan een stap. De varkenshouders hebben nog een flinke wandeling voor de boeg voordat ze de varkens houden op een manier die tegemoet komt aan de behoeft en en levensvreugde van de varkens. Tot ze zover zijn blijft het knarsen met het welzijn.
Organisaties als de dierenbescherming, Varkens in Nood en Wakker Dier staan aan de zijlijn terechte kritiek te leveren op het slechte welzijn in de varkenshouderij. Zij houden de drang naar meer welzijn voor de varkens levend door de kritiek onder de aandacht van het bestuur en de burgers te brengen. Boeren zien deze organisaties soms als tegenstanders, maar dat zijn zij niet. Ook varkenshouders willen graag dat hun dieren comfortabel leven. Zij willen dit best realiseren, mits zij daar ook voor worden betaald. De dierenwelzijnsorganisaties kunnen helpen om voor beter vlees ook beter betaald te worden, zoals zij met het Beter Leven Keurmerk al hebben laten zien. Daardoor verdient de varkenssector dit jaar maar liefst € 40 miljoen extra.
Sommige mensen in de landbouw vinden dat varkenshouders nu wel genoeg doen aan het welzijn en dat zij trots moeten zijn op hun bedrijf en aan de weg moeten timmeren en leiderschap moeten tonen. Ik denk daar iets anders over. Er is nog veel te doen aan welzijnsverbetering. De trots mag wat mij betreft nog even worden uitgesteld. Laten we eerst zoeken naar meer welzijnsverbetering en samenwerking in en buiten de keten om elkaar te steunen van boer tot supermarkt, ook in het buitenland. Dat is de weg om meer welzijn te financieren. Daar hoort een bescheiden opstelling bij en vooral veel respect voor de varkens.
